Doelen en de bedoeling van onderwijs

Doelen en de bedoeling van onderwijs

afbeelding van Eline

Eline Arisse

Doelen en de bedoeling van onderwijs

Op 25 juni 2015 vond het congres Kwaliteit van Onderwijs plaats in Nieuwegein. De opzet van dit  congres was interactief.  De deelnemers kregen voorafgaand digitaal een essaybundel (In ’t Veld, 2015) opgestuurd. Op de site van het congres kon worden gereageerd op de essays om het gesprek te stimuleren.
Als een van de onderzoekers van Campus Orleon, dat ter plaatse een zwermonderzoek deed, koos ik ervoor om me te verdiepen in de essays over onderwijs en arbeidsmarkt. Marc van der Meer is bijzonder hoogleraar Onderwijsarbeidsmarkt in Tilburg en wetenschappelijk adviseur voor de MBO-sector, en ik bezocht de verdiepingssessie die hij over dit thema inleidde.

Een belangrijke reden voor mijn keuze voor dit onderwerp was dat ik de afgelopen maanden een nulmeting heb verricht naar dagbesteding, opleiding en werk van jongeren met een psychiatrische of psychosociale kwetsbaarheid, met name of ze werk hebben of een opleiding doen. Begeleiding naar werk  bleek belangrijk, naast meer dan andere tien levensgebieden waar ze hulp bij krijgen. Het thema arbeidsmarkt heeft op dit moment een brede relevantie in de samenleving. Het percentage jeugdwerkloosheid ligt op 17% in de leeftijdscategorie 15 tot 25 jaar (CBS, 27-05-2015), terwijl werk voor mensen heel betekenisgevend kan zijn. Ook in de verdiepingssessie die ik bijwoonde werd geopperd:
Geluk bestaat bij de gratie van wat je betekent voor andere mensen; werk is daarbij belangrijk

Het halen van een startkwalificatie, bijvoorbeeld in de vorm van een MBO-4 opleiding, helpt jongeren met een psychiatrische of psychosociale kwetsbaarheid op weg naar zelfredzaamheid, maar deze jongeren zijn vaak eerst bezig met bijvoorbeeld het aflossen van schulden en wisselende bijbaantjes, wat hen belemmerd om een opleiding te beginnen of af te maken. Toch wordt zelfredzaamheid op de arbeidsmarkt gekoppeld aan de startkwalificatie van een opleiding. En ondanks het belang van de startkwalificatie loopt het  voor deze jongeren zo belangrijke praktijkonderwijs (BBL) in het MBO terug. De aansluiting van het VMBO op het MBO, alsook de aansluiting van VMBO op de banenmarkt kent steeds hogere entree-eisen. Terwijl beroepsonderwijs volgens eerdergenoemde Marc van der Meer zou moeten leiden tot gelijke kansen en een innovatieve economie, is een MBO-opleiding vaak niet meer genoeg voor het verkrijgen van een baan. Dat roept om een creatieve oplossing. Gelijke kansen en een innovatieve economie vragen om cocreatie tussen en experimenteerruimte voor onderwijs en bedrijfsleven. Het bedrijf moet de school en de school het bedrijf in. Verkokering tussen de onderwijssystemen mag deze interactie niet tegenhouden (Van der Meer, 25-06-2015).
De versoepeling van de overgangsmogelijkheden tussen opleidingen moet hiervoor worden ingezet. Dat deze overgangsmogelijkheden niet over rozen gaat is te zien aan onderstaande infographic.

Image Doorstroomschema vmbo-mbo-hbo

De uitstekende presentatie van Marc van der Meer drukte ons met de neus op de feiten. Er werd een inhoudelijk sterke discussie gevoerd in deze verdiepingssessie, waarin veel informatie werd gedeeld door de deelnemers. Een van de standpunten die daarin werd aangedragen was dat een contextspecifieke aanpak helpt voor het laten ontstaan van een cognitieve behoefte bij leerlingen die in de praktijk leren. Voorzichtige conclusie hierover van mijn kant is dat leren in de praktijk kan stimuleren om door te leren. Het stimuleren van uitwisseling tussen bedrijfsleven en onderwijs zou dus leerlingen kunnen motiveren om dit te doen, vanuit het ontstaan van een cognitieve behoefte door het leren in de praktijk binnen een bedrijf. Kortom: leerlingen worden nieuwsgierig naar de theoretische achtergrond van een praktijk doordat ze hiermee in aanraking komen in een toepassing bij een bedrijf.

Door het MBO-4 weer tot een echte vakopleiding te maken, de interesses van leerlingen te erkennen en ondersteunen, en samen te werken met het bedrijfsleven binnen een vloeiende leerweg zou een en ander weer vlotgetrokken kunnen worden. Maar dan moet er wel rekening worden gehouden met de huidige, complexe situatie op de arbeidsmarkt. Hier wordt in opleidingen te vaak aan voorbij gegaan: hoe moet een leerling worden toegerust voor een almaar veranderende arbeidsmarkt?

Van der Meer betoogt in zijn inaugurale rede Ontmoet de toekomst (2014) dat een vitaal onderwijsbestel een absolute voorwaarde is voor een goed functionerende en flexibele arbeidsmarkt: “In een steeds dynamischer economie, waar steeds meer baanwisselingen zullen gaan plaatsvinden, verschaffen kennis en vaardigheden de beste werk- en inkomenszekerheid” (Van der Meer, 2014, p. 107). Leren en blijven ontwikkelen moeten de norm worden en blijven volgens hem. Over onderwijsdoelen gesproken is dit dus zijn uitgangspunt. De bedoeling die hij hiermee heeft, is dat iedereen toegang heeft tot goede kansen op de arbeidsmarkt en de kansen hiervoor optimaal benut kunnen worden. Maatregelen die Van der Meer voorstelt, zijn het doen van een regelmatige loopbaanscan en het ophogen van de leer- (en/of werk)plicht naar 23 jaar, zodat ook jongeren aan de onderkant van de arbeidsmarkt hun startkwalificatie kunnen halen. Maar dit zet hij door naar alle lagen van de arbeidsmarkt, waarin iedereen zou moeten kunnen blijven leren en doorgroeien op hun werkplek. Stilstaan is namelijk geen optie. Dat lijkt Van der Meer niet de bedoeling van onderwijs. Vitaliteit van het onderwijsbestel lijkt dus te betekenen dat men voortdurend in ontwikkeling is door kennis en vaardigheden te blijven aanleren. Ook als men allang niet meer leerplichtig is en de onderwijsinstelling lang en breed heeft verlaten. Dit zou je volgens Van der Meer de toegang verlenen tot de arbeidsmarkt en daarmee tot een dynamische economie.


Bronnen:

http://www.deleerstoelen.nl/fileadmin/caop/data/Leerstoelen/Onderwijsarbeidsmarkt/Ontmoet_de_toekomst_ABU_Marc_van_der_Meer.pdf  gevonden op 28-06-2015.

https://www.rocvantwente.nl/site/werken-leren/over-werken-leren/BBL/doorstroomschema-vmbo-mbo-hbo.html  gevonden op 29-06-2015.

In ’t Veld, R. (2015) De echte dingen. Essays over de kwaliteit van onderwijs. Amsterdam: Gopher B.V.

Tags: 

Bijlagen: 

Reacties

heel herkenbaar als ik kijk naar de dagelijkse praktijk bij een HBO-instelling waar ik lesgeef binnen twee opleidingen - informatica en Hbo-ICT. Bij de pas gestarte ex-MBO-ers zie ik verbaasde blikken bij zoveel theorie: ze zijn gewend te 'doen' en niet veel stil te zitten en alleen maar te 'denken'. Het is een hele uitdaging deze groep jongeren te 'pakken' voor een (in hun ogen) saai hoorcollege over organisatiekunde bijvoorbeeld.
De kracht van het HBO zit 'm volgens mij juist wel in deze combinatie van denken en doen. Aansluiting op de arbeidsmarkt is ingewikkeld geworden ook door verdergaande specialisatie - daar waar bijv. de opleiding waar ik lesgeef inzet op verbreding. Ik kan me voorstellen dat de aansluiting voor MBO'ers nog ingewikkelder is, omdat hier ook verdergaande specialisatie plaatsvindt....en ik kan me voorstellen dat het leren / blijven leren / ontwikkeling belangrijk is voor iedereen, ook voor mensen die al ouder zijn en al twintig jaar op de arbeidsmarkt rondlopen.
Bij de opleidingen waar ik lesgeef is het de bedoeling dat meer kennis uit het bedrijfsleven de klaslokalen binnenstroomt, dus worden er steeds meer mensen zonder enige ervaring in het onderwijs (zoals ondergetekende) voor de klas gezet. De methoden die ik gebruikt heb in projecten bij verschillende bedrijven, kan ik nu doceren aan 1e en 2e jaars studenten.
Maar wat vreemd is: docenten die al langer (sommige 20 of zelfs 30 jaar) in het onderwijs zitten, kijken een soort van op tegen die nieuwkomers uit het bedrijfsleven -> alsof er het idee is dat in het bedrijfsleven 'alles gebeurt', dit is veel hipper dan het onderwijs. Laat ik nou zelf het omgekeerde vinden :-).
Leuk dat dit onderzoek gedeeld is, zeer boeiend en nog lang over na te denken / discussieren.

afbeelding van Eline

Het lijkt me ook een interessante vraag om je te blijven afvragen waar les geven in theorie voor dient. Voor overstijgend leren denken, het reflecteren op de praktijk en vanuit de theorie weer toepassingen uitdenken voor in de praktijk, bijvoorbeeld. Waar denk je dat de theorielessen het meest voor dienen / geschikt voor zijn?
En een aanvullende vraag daarbij is: wat hebben studenten van het MBO er aan als ze op het HBO les krijgen? Wat voegt het voor hen toe? 

De problematiek rond verbreding en specialisatie binnen opleidingen klinkt mij herkenbaar in de oren. Ik ben zelf afgestudeerd aan de Universiteit voor Humanistiek, waarin verbreding ook centraal staat in de vorm van multidisciplinaire en interdisciplinaire wetenschapsbeoefening. In de Master specialiseer je je, maar moet je naar mijn mening alsnog je best doen om je eigen specialisatie binnen je vakgebied te vinden en vorm te geven. Het zijn geen kant en klare toegangswegen naar een werkplek. En dat is denk ik sowieso aan het verdwijnen. De arbeidsmarkt verandert vrij snel en het lijkt me lastig om opleidingen op dit moment zo te ontwerpen dat je er iets mee kan op de arbeidsmarkt. Daarvoor is denk ik nu te veel flexibiliteit en voortdurend aanpassingsvermogen benodigd. Daarom ook het pleidooi voor doorgaande ontwikkeling. Toch valt er dan een gat als je klaar bent met je opleiding en de doorstroming naar de arbeidsmarkt zeer stroef verloopt.

Dus misschien is het daardoor voor MBO-ers lastig voor te stellen waarom je je horizon zou moeten verbreden als je je al gespecialiseerd hebt in een vakgebied, maar je bijvoorbeeld een HBO-diploma nodig hebt om aan een baan te komen.

Wat je zegt over de manier waarop het bedrijfsleven opleidingen binnenstroomt, klinkt me nog wat vreemd in de oren. Dat je zonder ervaring ingezet wordt. Zou het bijvoorbeeld beter werken om een samenwerking tussen docenten en mensen uit het bedrijfsleven op te zetten? Zodat er lesmethoden kunnen worden ontwikkeld die de kennis uit het bedrijfsleven koppelen aan didactische kennis en ontwerpen. En zo krijgen docenten een evenredige rol en hoeven ze minder op te kijken tegen de manier van werken in het bedrijfsleven.

Je maakt me wel nieuwsgierig. Wat is er hipper aan het onderwijs dan aan het bedrijfsleven? :-)

Nomgaals dank voor je reactie!

Dank je wel voor je reactie Eline, had het even niet in de gaten gehouden anders had ik wel eerder geantwoord. Theorielessen zijn volgens mij, zoals je zelf zegt, om overstijgend te leren denken, onafhankelijk te leren denken vooral, en misschien gewoon op een hoger abstract/conceptueel niveau te leren denken. Dat is een training van de hersenen, en denkcapaciteiten. Dat is een toegevoegde waarde van hbo t.o.v. mbo, ook al zijn er veel mbo-studenten die moeite hebben met de lange zit van een hoorcollege. Zij zijn gewend dingen te d o e n, en nu mogen/moeten ze vooral leren denken, door de stof, die veelal theoretisch is, tot zich te nemen.

Je moet ervan houden, maar het is nu eenmaal een stapje hoger en als ze dat eigenlijk niet willen en liever een baan (op mbo-niveau) willen hebben, dan zitten ze op een hbo niet goed. Het leuke is dus juist de combinatie van denken en doen op een hbo. Dat is althans mijn mening :-).

Volgens mij is er de laatste 20 jr. ook een inflatie van opleidingsniveau a/d hand: een mbo-diploma geeft nu minder kans dan vroeger op (goed, leuk, betaald) werk. Er wordt voor meer functies dan vroeger het geval was, om een hbo-diploma gevraagd. Hier is vast (sociologisch) onderzoek naar gedaan, maar dit heb ik niet paraat.

Over hip: ik ben zelf nooit geinteresseerd geweest in wat hip is - dus dat kan ik je niet zeggen. Ik ga voor de inhoud. Het onderwijs is een enorm boeiende wereld, waarin veel gebeurt en waarin ik energie, ideeen en vaardigheden kwijt kan. Het bedrijfsleven en onderwijs zijn misschien niet zo heel erg verschillend qua dynamiek: bij beide ben ik dienstverlenend bezig: de klant is koning. In het bedrijfsleven kan de klant een ministerie zijn, in het onderwijs is de student klant. En die verdient het allerbeste wat ik in me heb.

Klinkt interessant, wat je zegt over jouw opleiding. Ik begrijp alleen niet wat je bedoelt met "In de Master specialiseer je je, maar moet je naar mijn mening alsnog je best doen om je eigen specialisatie binnen je vakgebied te vinden en vorm te geven." Wat is het dilemma hier voor jou? Ik neem aan dat het vakgebied breder is en dat je daarbinnen specialisaties hebt?