Het gesprek van?
Op donderdag 25 juni kwamen maar liefst 500 mensen bijeen om te praten over de kwaliteit van het onderwijs. Deze dag was zo ontworpen, dat de kwaliteit van het gesprek zou worden verbeterd. Er waren super veel verschillende mensen naar deze dag toegekomen. Er waren lentekinderen die nog aan het wachten waren op de uitslag van hun schoolexamen en studenten. Daarnaast waren er zomervrouwen en -heren, zoals onder anderen jonge ondernemers, docenten en beleidsmakers. Veelal waren er juist herfstmannen aanwezig, met name directeuren van scholen en schoolgemeenschappen en oud-docenten.
Wat mij opviel bij het congres over de kwaliteit van onderwijs was dat veel mensen langs elkaar heen praatten, zodat het gesprek in eerste instantie al moeilijk kon worden gevoerd. Mijn eerste hypothese waarom het gesprek moeizaam ging, is dat het kwam door de leeftijdsverschillen. Het gesprek werd gevoerd door lentekinderen, zomerdames en -heren en herfstmannen, met ieder een eigen agenda waarom zij op het congres waren. De lentekinderen pleitten voor meer vrije keuze van de leerling, de zomerdames en -heren wilden het onderwijs beter afgestemd op de arbeidsmarkt en de herfstmannen vonden dat docenten en beleidsmakers verder moesten kijken dan de bestaande regels.
Een voorbeeld dat mijn hypothese kan bevestigen was bij een van de verdiepingssessies in de morgen, waarbij een herfstman reageerde op een lentekind. Het lentekind, een jongedame net klaar met de middelbare school, pleitte voor meer vrijheid voor de leerling. De herfstman, directeur van een scholengemeenschap van basisscholen, reageerde hierop. Opvallend was dat hij reageerde met de stelling dat docenten en beleidsmakers niet bang moeten zijn, maar zich vrijer moeten gedragen binnen de bestaande regels. Dit voorbeeld is een dialoog waarbij twee stellingen aanwezig zijn en de deelnemers compleet langs elkaar heen praten. Daarentegen kwam ik later op de dag een andere dialoog tegen. Tijdens een van de ontwerpsessies in de middag vond een discussie plaats tussen een zomerdame en een zomerheer. Zij was een studentenadviseur en beleidsmaker op een ROC en hij was een docent op de docentenopleiding geschiedenis. Ze hadden de opdracht om een lesplan voor morgen te ontwikkelen. Allebei wilden ze hetzelfde, een les die draait om de plaats van het individu in de wereld, hoewel het meer dan een half uur heeft geduurd voordat ze hier achter kwamen. Ze wilden ieder een les ontwikkelen die enkel te maken had met hun eigen discipline en wilden niet inschikken voor de ander. Dat resulteerde in een eindeloze discussie, waarbij ze telkens langs elkaar heen praatten. Ze gingen elkaars verschillen benadrukken in plaats van te focussen op de overeenkomsten.
Als conclusie kan ik stellen dat het langs elkaar heen praten van de deelnemers van het congres niet enkel lag aan de leeftijdsverschillen. Het tweede voorbeeld liet duidelijk zien dat ook bij leeftijdsgenoten sprake is van langs elkaar heen praten. Dit langs elkaar heen gepraat van de deelnemers zwakt enigszins de kwaliteit van het gesprek over de kwaliteit van het onderwijs af. Misschien zouden er bij dergelijke congressen betere gesprekken gevoerd worden als mensen een minder volle eigen agenda meenemen en daadwerkelijk luisteren naar wat een ander te zeggen heeft.