Samenvatting:
De narratieve methode biedt de mogelijkheid om bewonersparticipatie op een nieuwe manier vorm te geven. Verhalen als bouwstenen is door woningcorporatie WonenBreburg opgezet als kans om constructief in gesprek te gaan met bewoners en samen met hen en anderen te bouwen aan woonkwaliteit. Met Verhalen als bouwstenen wilde WonenBreburg, in aansluiting bij de plannen voor wijkontwikkeling waarin de corporatie samenwerkt met de gemeente en collega-corporatie Singelveste Alleewonen, twee concrete doelen bereiken. Het eerste doel was om inzicht te krijgen in wat bewoners (zowel eigen huurders als andere) in Tuinzigt en Haagpoort belangrijk vinden voor de woonkwaliteit in hun wijken. Het belang van inzicht hierin is ook verwoord in het Meerjarenplan 2009-2012 van de corporatie: “Wij willen de gemeenschap een antwoord geven op de vraag: ‘Wie ben je eigenlijk?’ Die vraag kunnen we niet alleen beantwoorden. Daarvoor hebben we informatie nodig van partijen voor wie we er willen zijn en met wie we willen samenwerken” (p. 10). Met narratief werken zouden de woonconsulenten hierin een sleutelrol kunnen spelen, omdat zij al de contacten met de bewoners hebben; deze contacten zouden ze op een nieuwe manier gaan benutten, namelijk om te inventariseren wat het voor bewoners van Tuinzigt en Haagpoort betekent om in deze wijken te wonen. Verhalen als bouwstenen gold daarmee als de introductie van de narratieve methode: woonconsulenten en andere belangstellenden verzamelen verhalen van bewoners en koppelen deze terug aan alle betrokkenen in de vorm van gezamenlijk vertelde wijkverhalen, om van daaruit netwerken te bouwen die gebaseerd zijn op waar mensen zich écht bij betrokken voelen en die gericht zijn op het aanpakken van concrete kwesties in samenwerking met bewoners en professionals van binnen en buiten WonenBreburg. Het netwerk-gewijs aanpakken van kwesties die een gewenste woonkwaliteit in de weg staan, moet leiden tot meer productiviteit en effectiviteit in dienstverlening. Het project sluit daarmee aan op de plannen voor wijkontwikkeling en is gericht op de implementatie daarvan.
Het tweede doel was om woonconsulenten een nieuwe taak te geven die zou leiden tot meer werkplezier en betere benutting van hun competenties. Woonconsulenten zijn een belangrijke schakel tussen eigen bewoners en beleidsvoering, maar kansen om hun kennis over wonen te vertalen naar wijkniveau bleven onderbenut. De contacten tussen woonconsulenten en eigen bewoners waren in het algemeen goed, maar de verwachting was dat er meer uit viel te halen als het ging om meedenken over verbeteringen. Bovendien was de ervaring dat deze contacten veelal voortkwamen uit vragen en verzoeken die weliswaar belangrijk waren voor individuele bewoners en daarom aandacht verdienden, maar niet per se gingen over de woonkwaliteit op wijkniveau, die ook andere bewoners dan alleen de eigen huurders aanging. Kortom, woonconsulenten namen een te eenzijdige en te kleine positie in tussen bewoners en corporatie. Woonkwaliteit hangt van veel factoren af en is meer dan de som van individuele vragen en behoeften. Voor inzicht in die complexiteit zouden woonconsulenten meer kunnen betekenen.
Samengevat was het ontwerp van het traject als volgt:
- bijeenkomst over de narratieve methode en het maken van een netwerkanalyse;
- bijeenkomst over narratieve gespreksvoering;
- gesprekken met bewoners door het team;
- bijeenkomst over het analyseren van verhalen uit gesprekken;
- analyse van de gesprekken;
- bijeenkomst over de patronen in de verhalen;
- schrijven van gezamenlijk vertelde wijkverhalen;
- bespreking van de wijkverhalen en zoeken naar aanknopingspunten;
- voorlezen van de wijkverhalen aan betrokken en belangstellingen en formeren van netwerken rond gedeelde betekenissen;
- bijeenkomst met netwerken om plannen van aanpak te maken.
Download hier het eindrapport met de uitwerking van hierboven beschreven stappen, de gezamenlijk vertelde verhalen van Haagpoort en Tuinzigt, en de opbrengsten van dit project.